Onlangs is beschreven hoe de SARS-CoV-2 (SC-2) KP.2 variant (JN.1.11.1.2) in staat is om snel terrein te winnen op de tot dusver overheersende 'moeder' variant, namelijk JN.1 (zelf afkomstig van BA.2.86; https://www.biorxiv.org/content/10.1101/2024.04.24.590786v1; afbeeling 1). Deze evolutie staat in scherp contrast met de trend die tot nu toe is waargenomen, namelijk dat het fitnessvoordeel van nieuwe JN.1 afstammelingen niet groot genoeg is om JN.1 voldoende te verdringen, waardoor verschillende, meer overdraagbare JN.1 varianten achtereenvolgens op het toneel verschijnen (https://www.voiceforscienceandsolidarity.org/scientific-blog/how-things-could-change-het-kan-verkeren).
Volgens het concept dat in afbeelding 2 onderaan de verschuiving van virusinternalisatie in antigeenpresenterende cellen (APC's) naar virusadsorptie op APC's illustreert, vermindert de verhoogde virusadsorptie op migrerende dendritische cellen (DC's), samen met de verhoogde resistentie van de KP.2 variant tegen binding door vaccin-geïnduceerde, potentieel neutraliserende antilichamen (pNAbs), de activatie van cytotoxische T-lymfocyten (CTL). Daardoor wordt de virusverspreiding opnieuw aangewakkerd. Dit zou SC-2 varianten met een verhoogd glycosyleringsniveau in staat stellen om hun transmissie te bevorderen. Dit kan worden verklaard doordat een verhoogde glycosylering van virale oppervlakte-eiwitten, zoals het spike (S) eiwit, de binding van geglycosyleerde virussen aan lectines[1] op het oppervlak van DC's kan verbeteren. De versterkte interactie van het virus met lectines op DC's zal alleen maar de adsorptie van nieuw geproduceerde viruspartikelen verhogen en daarmee de immuundruk op de niet-neutraliserende polyreactieve antilichamen (PNNAbs) vergroten (https://www.voiceforscienceandsolidarity.org/scientific-blog/i-can-now-spot-the-tsunami-at-the-horizon; https://www.voiceforscienceandsolidarity.org/scientific-blog/jn-1-quasispecies).
Ondanks het feit dat bijkomende glycosylering van het S eiwit met hoge waarschijnlijkheid de intrinsieke infectiositeit van het virus vermindert, is het nog steeds mogelijk dat verhoogde virale transmissie uiteindelijk zal resulteren in een verhoogde virale fitheid van KP.2 in vergelijking tot JN.1. Dit lijkt inderdaad plausibel, aangezien extra glycosylering hoogstwaarschijnlijk ook de binding van het virus door pNAbs verder zal verzwakken. Bovendien wordt, vanwege hun verhoogde adsorptie op DC's, tevens de intrinsieke infectiositeit van door JN.1 geproduceerde viruspartikelen beperkt.
De bovengenoemde dynamiek van virusevolutie en verspreiding zou de toenemende prevalentie van KP.2 kunnen verklaren: "De escalerende variantfrequentie van KP.2 onderstreept het vermogen van de variant om bestaande stammen te verdringen en zichzelf te profileren als een belangrijke speler in de voortdurende dynamiek van deze pandemie" (https://www.thailandmedical.news/news/study-identifies-virological-characteristics-of-the-sars-cov-2-kp-2-variant-one-of-the-variants-behind-spring-s-silent-covid-19-surge).
Voor zover ik weet, werd het glycosyleringsprofiel van het S eiwit voor KP.2 nog niet beschreven. Het is echter duidelijk dat, ondanks zijn aanzienlijk verminderde intrinsieke infectiositeit (d.w.z., vergeleken met JN.1), KP.2 een duidelijk competitief voordeel vertoont voor wat betreft zijn verspreiding. Desalniettemin ga ik ervan uit dat het fitnessvoordeel van KP.2 uiteindelijk onvoldoende zal blijken om de verspreiding van het virus te blijven verzekeren. Daarom maak ik me gote zorgen dat de KP.2 variant binnenkort zal worden vervangen door een nieuwe coronavirus (CoV) stam, waarbij de glycosylering van het S-eiwit volledig het virulentie-remmende effect van de PNNAbs zal doorbreken. Pas dan zal het virus opnieuw een effectief groeivoordeel genieten. Deze dramatische toename van virale replicatie zal dan echter voornamelijk plaatsvinden binnen geïnfecteerde gastheren in plaats van via inter-host transmissie.
Samenvattend kom ik tot het besluit dat het cruciaal is om het glycosyleringsprofiel van het KP.2 S eiwit te onderzoeken teneinde het uniek virologische gedrag van deze variant beter te begrijpen alsook te onderzoeken of de toenemende prevalentie van KP.2 de opkomst van een nieuwe CoV-stam met een sterk virulentiepotentieel voor COVID-19 gevaccineerde personen zou kunnen aankondigen. Ongeacht de onderliggende structurele veranderingen in het S-eiwit, lijkt het waarschijnlijk dat het vermogen van KP.2 om een belangrijk deel van de JN.1 quasispecies-populatie voor zijn rekening te nemen suggereert dat het S eiwit klaar is om een dramatische structurele en functionele transformatie te ondergaan (https://www.voiceforscienceandsolidarity.org/scientific-blog/jn-1-quasispecies). Deze paraatheid zou wel eens de plotselinge opkomst van een nieuwe CoV-stam (t.t.z., ‘HIVICRON’) kunnen aankondigen die in staat is om een grote golf van plots optredende, ernstige ziekte te veroorzaken in populaties met een hoge graad van Covid-19 vaccinatie.
[1] Lectines zijn eiwitten die specifiek kunnen binden aan bepaalde koolhydraatstructuren die aanwezig zijn op het oppervlak van ziekteverwekkers, zoals virussen.
Afbeelding 1:
Afbeelding 2:
It is hebbening again...
Because it is.
https://open.substack.com/pub/conspiracysarah/p/federal-order-issued-mandatory-testing?utm_source=share&utm_medium=android&r=p6r68
Is it possible that this virus leaves reservoirs like feline coronavirus?